Hoe was je dag?
We vragen het aan klinisch neuropsycholoog Esther Habets
Esther Habets onderzoekt en behandelt patiënten met een ziekte in de hersenen of schade in de hersenen door een ongeluk. Ze heeft het al 16 jaar naar haar zin bij HMC. “Ik kan hier als klinisch neuropsycholoog echt iets toevoegen.”
Wat voor dag was vandaag?
“Een van-alles-wat dag. Eerst had ik in Bronovo overleg met mijn collega psychologen. Dat ging over hoe we psychologen in opleiding, die binnenkort bij ons beginnen, het beste kunnen begeleiden. Daarna met de fiets naar Antoniushove. Hier heb ik met een collega bij een patiënt met een hersenaandoening een neuropsychologisch onderzoek afgenomen. Hoe gaat het met het geheugen, de aandacht, de stemming en het algemeen functioneren van de patiënt? Met een gesprek en testen komen we daarachter. Dit koppelen we dan terug aan de arts die het onderzoek heeft aangevraagd. Ook geven we advies over een eventuele vervolgbehandeling.”
“Ik heb verder een patiënt met een herseninfarct behandeld. Deze patiënt heeft te maken met epileptische aanvallen. Hij durft daardoor weinig meer te ondernemen in zijn leven. In onze gesprekken probeer ik iets te doen aan die angst. Ook help ik de patiënt om die keer te verwerken dat het echt misging door een epileptische aanval. Samen met een neuroloog ben ik verder bezig met een voorstel voor wetenschappelijk onderzoek. Daarover heb ik vanmiddag nog overlegd. Eigenlijk kwam alles wat ik doe wel bij elkaar vandaag.”
Jij bent klinisch neuropsycholoog. Wat houdt dat in?
“Mijn beroep draait om de relatie tussen de hersenen en het gedrag van mensen. Als er door een ongeluk of ziekte iets verandert in de hersenen, dan heeft dit gevolgen op allerlei gebieden. Het geheugen kan bijvoorbeeld minder worden, het karakter van patiënten kan veranderen, mensen kunnen somber en angstig worden… Ik onderzoek wat er aan de hand is met patiënten, maar probeer hun situatie ook te verbeteren. En ik help patiënten en hun naasten om te gaan met veranderingen die niet meer verdwijnen. Want mensen die een hersentumor, beroerte, MS of andere hersenaandoening hebben of hebben gehad, worden meestal niet meer helemaal de oude. Het helpt patiënten en hun naasten vaak al erg als ze weten wat er aan de hand is. Bijvoorbeeld waar dat korte lontje vandaan komt of waardoor het komt dat iemand sociaal onhandiger is geworden.”
“Ik vind het erg leuk om bij HMC te werken. In ons Neurocentrum komen patiënten met allerlei soorten hersenletsel en hersenaandoeningen. Ik kan hier als klinisch neuropsycholoog echt iets toevoegen. De samenwerking met artsen, verpleegkundigen en andere psychologen is heel prettig. Niet voor niets dat ik hier al sinds mijn afstuderen als psycholoog werk.”
Welke patiënten blijven je bij?
“Jonge patiënten met een hersentumor. Stel dat je als jonge vrouw van 30 hoort dat je een hersentumor hebt. Heel veel keuzes waarvan je dacht ‘komt nog wel’, worden dan ineens urgent. Of je kinderen wilt bijvoorbeeld. Ik vind het heel bijzonder om te zien hoeveel veerkracht deze patiënten hebben. Hun leven blijkt veel korter dan ze hadden verwacht, maar ze vinden er toch een weg in. Fijn om hen hierbij te ondersteunen.”
“Ik vind het verder mooi om mensen te begeleiden in de laatste fase van hun leven. Dit is zwaar, maar ook heel dankbaar. Want mensen kunnen het met mij hebben over onderwerpen waar ze thuis vaak moeilijk over kunnen praten.”
“Als het verhaal van een patiënt me erg aangrijpt, kan ik hier altijd over praten met een collega psycholoog. Zo kan ik het hier laten. Fijn dat we die ruimte voelen bij elkaar.”
Wat maakt jouw werk mooi?
“Ik vind het puzzelen erg interessant. Ik kijk heel analytisch naar de klachten van een patiënt. Wat is er met hem of haar aan de hand? Zit het in het denken, de stemming, is het frustratie omdat dingen niet meer goed lukken? Daarna kijk ik waar ik met de patiënt aan kan werken. Soms kun je met kleine tips al een groot verschil maken voor patiënten en hun naasten. Mensen met een hersenaandoening zijn bijvoorbeeld vaak erg moe aan het eind van de dag. Moeilijke gesprekken kun je daarom beter op een ander moment voeren.”
“Het doen van wetenschappelijk onderzoek maakt mijn werk extra boeiend. Ik kan daardoor even afstand nemen van de dagelijkse praktijk en breder kijken naar wat we doen voor onze patiënten. Wat gaat er goed, wat kunnen we nog verbeteren? Het onderzoek dat we nu opstarten gaat over de PROMs. Met deze vragenlijsten vragen we patiënten regelmatig naar de kwaliteit van de zorg en hun kwaliteit van leven. Maar alleen die gegevens verzamelen heeft weinig zin. Een belangrijke vraag in dit onderzoek is daarom hoe we uitkomsten van de vragenlijsten beter kunnen gebruiken in de spreekkamer. Zodat de zorg en de kwaliteit van leven ook echt beter worden voor onze patiënten.”