Hoe was je dag?
We vragen het internist-oncoloog Anouk Jochems
Hoe was je dag? In deze rubriek stellen we die vraag aan een medisch specialist van HMC. In het kader van Wereldkankerdag, eerder deze maand, sluiten we dit keer de dag af met internist-oncoloog Anouk Jochems. “Ik ben oprecht nieuwsgierig naar de mensen tegenover mij.”
Anouk Jochems is met name werkzaam in HMC Antoniushove, waar het oncologisch centrum gevestigd is. In haar dagelijks werk richt de internist-oncoloog zich samen met de patiënt en naasten op de beste behandeling, met veel oog en aandacht voor de kwaliteit van leven. We treffen Anouk aan het einde van deze ‘drukke, enerverende dag’ in haar spreekkamer.
Wat voor dag was vandaag?
“Een echte maandag: een drukke en gevarieerde dag. De dag begon met een vergadering van de Organisatorische Eenheid (OE) interne geneeskunde, waar ik sinds kort vicevoorzitter ben. Daarna had ik tussen de middag een interview over het symposium Interculturele Palliatieve Zorg dat het Team Ondersteuning en Palliatieve zorg (TOPZ) vorig najaar succesvol had georganiseerd in HMC. Ik ben voorzitter van dit team dat adviseert in de begeleiding en behandeling van patiënten met een ongeneeslijke aandoening. Dus soms adviseren en ondersteunen we de zorgprofessional (arts en verpleegkundigen), maar veelal geven we onze adviezen voor de directe patiëntenzorg. In de middag had ik mijn dagelijkse spreekuur en dus veel contact met patiënten: iets dat ik het allermooist vind aan mijn vak. De middag eindigde met een multidisciplinair overleg met het Hoofd-Hals oncologisch team. Als internist-oncoloog beschik ik over kennis van de behandeling van kanker door middel van medicijnen; chemo-, immuno-, hormoon- en doelgerichte therapie. Daarom schuif ik aan bij meerdere multidisciplinaire overleggen per week, die gaan over verschillende soorten kanker. Vanuit diverse medische en paramedische specialismen – en dus invalshoeken – bespreken we onze patiënten en kijken we onder meer welke behandeling het beste past. We vullen elkaar goed aan én er is een fijne teamspirit.”
Wat maakt jouw werk mooi?
“De medisch-technische kant en de ontwikkelingen daarin – denk bijvoorbeeld aan de steeds grotere rol van doelgerichte- en immunotherapie bij de behandeling van kanker – vind ik heel interessant. Dit is ook waarover je met name leert tijdens de geneeskundestudie. Maar dat medisch-technische deel is slechts een deel van het vak. Het sociale aspect is voor mij minstens zo belangrijk: dagelijks krijg ik patiënten tegenover mij die op een heftig punt staan in hun leven. Ik vind het belangrijk om te weten hoe diegene zich voelt. Dat kan vandaag weer heel anders zijn dan gisteren. Ik blijf graag dichtbij de patiënt en bij wat voor hem of haar belangrijk is.”
Hoe doe je dat?
“Het doel van behandeling kan gericht zijn op genezing en als genezing niet mogelijk is op levensverlenging met behoud van kwaliteit van leven. Als kwaliteit van leven bijvoorbeeld voor iemand betekent dat diegene een mooie reis kan maken, kijken we hoe dat past in de behandeling. Eén van mijn patiënten, een moeder, wilde dolgraag de eerste schooldag van haar dochter meemaken. Daar stemmen we de behandeling dan deels op af. Toen later helaas bleek dat het toch niet haalbaar was, hebben we een nieuw doel gesteld. Iets anders dat op dat moment heel belangrijk voor haar was. Een ander voorbeeld: een patiënt die eigenlijk op vrijdag aan zijn chemokuur zou beginnen, had precies dat weekend een lang weekend weg gepland waar hij al tijden naar uit keek. Ik kijk dan –in overleg – naar de mogelijkheden om de behandeling een paar dagen uit te stellen, zodat de patiënt dat langverwachte weekend niet hoeft te missen. Aandacht voor de kwaliteit van leven staat in mijn spreekkamer hoog in het vaandel.”
Is het voor jou als specialist soms ook niet heel zwaar?
“Eigenlijk niet. Als ik dat wél zou vinden, of mijn werk niet los kon laten na een dag in het ziekenhuis, zou ik het niet volhouden. Om die reden kiezen genoeg mensen niét voor dit vak. Vandaag nam ik afscheid van een meneer die ik ruim twee jaar onder behandeling heb gehad. We kennen elkaar dus al een tijd; het doet mij wat om zo’n laatste keer langs te lopen en te zeggen ‘Ik wens u wel thuis’, in bijzijn van zijn echtgenote en zoon. Maar het maakt mij niet verdrietig: ik vind het fijn dat we in die twee jaar de best mogelijke zorg hebben kunnen leveren. En dat hij daar ook een goed gevoel over heeft, is voor mij het belangrijkste.”
Hoe laat je dat los als je naar huis gaat?
“Ik voel mezelf weleens een schildpadje, dat haar schild – in mijn geval de witte jas – heel bewust uittrekt aan het eind van de dag. Ik voel het verdriet, maar laat dat wel in het ziekenhuis.”
Hoe loop je straks de ziekenhuisdeur uit?
“Na dit interview loop ik nog even langs een patiënt op de verpleegafdeling, om te vragen en te zien hoe het gaat. Daarna ga ik met een positief gevoel de deur uit: het was een drukke dag, maar wel een enerverende.”
En dan zit jouw werkdag erop?
“Nee, nog niet. ’s Avonds bereid ik thuis altijd mijn spreekuur voor de volgende dag voor. Welke patiënt krijg ik tegenover mij? Ken ik diegene al, en wat zijn de laatste uitslagen van de scans of behandelingen? Ken ik diegene nog niet: wat wil ik graag van diegene weten? Ook geef ik regelmatig scholingen en lezingen aan onder anderen studenten (geneeskunde), ook die bereid ik thuis voor. Wat ik zelf belangrijk vind in het vak, probeer ik aan hen mee te geven. Dus: medisch-technisch is ons vak ontzettend interessant, maar wees ook oprecht geïnteresseerd in wie je tegenover je hebt. Wie is diegene als mens, buiten de patiënt? Wees daar altijd nieuwsgierig naar.”