Hoe was je dag?
We vragen het aan klinisch linguïst en logopedist Christa Docter-Kerkhof
Christa Docter-Kerkhof is het ene moment een vertrouwd gezicht voor de patiënt tijdens een wakkere hersenoperatie. Het volgende moment onderzoekt ze een baby die problemen heeft met drinken. Een bevlogen zorgverlener over puzzelen in het belang van de patiënt.
Om 9 uur ’s ochtends krijgen Christa en collega klinisch linguïst Marike Donders-Kamphuis het verzoek om naar de operatiekamer te komen. De schedel is gelicht, de patiënt is wakker: het weghalen van de hersentumor kan beginnen. “Tijdens de operatie praten we met de patiënt over van alles en nog wat”, vertelt Christa. “Ook doen we testen op allerlei taalniveaus. Bleek bijvoorbeeld voor de ingreep dat de patiënt geen moeite heeft met het nazeggen van woorden, maar is er een risico dat dit slechter wordt? Dan laten we hem of haar veel woorden nazeggen tijdens de operatie. We kijken steeds hoe de patiënt praat, beweegt en denkt. Gaat iemand onduidelijk spreken? Of zegt de patiënt verkeerde woorden? Dan laten we het meteen weten aan de neurochirurg. Er zit dan een belangrijke hersenfunctie op de plek die de neurochirurg aanraakt. Die mag niet beschadigd raken tijdens het weghalen van de tumor. Ik ben rondom de wakkere hersenoperatie een vertrouwd gezicht voor de patiënt. Ik merk dat dit de patiënt een stukje rust geeft.”
“Meestal doen Marike en ik deze operaties niet samen. Maar vanochtend ging het om een patiënt die niet goed Nederlands spreekt. Een Turkssprekende verpleegkundige vertaalde onze vragen en nam onze Turkse taaltaken af. Bij een anderstalige patiënt is het extra uitdagend om alle signalen goed op te pikken. Het is echt puzzelen soms. Dan zien 2 meer dan 1.”
Jij zet je speciaal in voor patiënten met afasie. Waarom doe je dat?
“Mensen krijgen soms problemen met taal door een aandoening of operatie van de hersenen. Ze kunnen dan bijvoorbeeld niet meer op woorden komen of begrijpen sommige woorden of zinnen niet meer. Deze taalstoornis heet afasie. 30.000 Nederlanders hebben ermee te maken. Door hun taalproblemen krijgen zij minder goede zorg, zo laat onderzoek zien. Het kost bijvoorbeeld meer tijd en moeite om hen mee te laten beslissen over hun eigen zorg.”
“Patiënten laten soms ook sociaal wenselijk gedrag zien. Ze knikken dan dat ze je begrepen hebben, terwijl dat niet zo is. Ik sprak eens een patiënt die was gestopt met het innemen van haar medicijnen. Ze had de instructie niet goed begrepen. Daardoor kon haar hersenoperatie bijna niet doorgaan. Maar ze had ook serieuze gezondheidsproblemen kunnen krijgen. Het lichaam kan heftig reageren als je ineens stopt met deze geneesmiddelen.”
“Soms liggen de problemen op een ander vlak. Vanmiddag sprak ik een patiënt met afasie die zich niet serieus genomen voelt door zijn omgeving. ‘Praat maar niet te veel, dat is lastig voor je’, kreeg hij regelmatig te horen. Dat vond hij heel erg. Deze patiënten kunnen door hun aandoening moeilijk voor zichzelf opkomen. Daarom probeer ik hun ‘tolk’ te zijn.”
Hoe doe je dat?
“Samen met mijn collega-logopedisten probeer ik de bewustwording onder zorgverleners over afasie te vergroten. Vorig jaar hebben we met dit doel de Week van de Afasie georganiseerd in het ziekenhuis. Ik ga verder een training geven aan oncologieverpleegkundigen over het communiceren met patiënten met afasie.”
“Ook de patiënten zelf hebben niet alleen in het dagelijkse werk mijn aandacht. Zo heb ik met behulp van OncoWest speciale patiënteninformatie gemaakt voor mensen met afasie en een hersentumor. Die geeft hen op een begrijpelijke manier uitleg over hun ziekte en behandeling. Als ik de tijd had, zou ik nog meer projecten oppakken.”
Maar ik zie ook heel andere patiënten. Op mijn werkdag als logopedist onderzoek ik mensen met slikproblemen en baby’s die niet goed drinken. Ook de zorg voor die groepen geeft me voldoening.”
Welke patiënten blijven je bij?
“Ik denk dan als eerste aan een patiënt met een ernstige afasie. Ik heb haar lang begeleid, maar inmiddels is ze helaas is overleden. Zij en haar man waardeerden het erg dat ik de tijd nam voor een gesprek. Op die manier kun je echt iets bereiken voor mensen die soms niet lang meer te leven hebben.”
“Ook jonge patiënten met een kwaadaardige hersentumor maken vaak indruk op mij. De veerkracht en strijdlust die zij laten zien… Ik hoop dan echt dat ze goed uit de operatie rollen en hun werk of studie weer kunnen oppakken. Laatst zag ik een patiënt die een jaar geleden een wakkere hersenoperatie had gehad. Ze stond weer voor de klas, nadat dit eerst niet lukte door afasie. Dat is een heel fijn gevoel!”